vrijdag 11 juli 2014

Onderschat Vogezen niet

Kenner waarschuwt renners in Tour:
pas op voor Petit Ballon en Platzerwasel

De eerste bergen in de Tour de France van 2014 liggen in de Vogezen. De cols in dit middelgebergte staan niet bekend als zwaar, maar de renners in de Tour moeten op hun hoede zijn: dit jaar is gekozen voor de steilste beklimmingen in de Vogezen.

Dit jaar gaan drie etappes van de Tour door de Vogezen, zo maakte de Tourdirectie afgelopen najaar bekend. Dat doet me goed: ik ken het middelgebergte op mijn duimpje doordat ik sinds 1990 bijna elk jaar minstens een week in de Vogezen heb rondgefietst. Eerst op vakantie met mijn ouders in de buurt van Gérardmer en vanaf 1993 met een groep fietsers vanuit het dal van Munster. De Vogezen is onder fietsers en wielrenners minder bekend dan de Alpen of de Pyreneeën. Dat komt doordat het middelgebergte in de Tour slechts enkele malen als scherprechter fungeerde. Ook had de Tourdirectie vaak niet de zwaarste cols in de Vogezen opgenomen. Dat zal dit jaar anders zijn.

Ballon d’Alsace De bekendste berg in de Vogezen is ongetwijfeld de Ballon d’Alsace. Dat was in 1905 de eerste col die Tourdirecteur Henri Desgrange opnam in het parkoers van de Ronde van Frankrijk. De weg naar de Ballon d’Alsace was destijds onverhard en de fietsen beschikten nog niet over bergversnellingen. Alle renners moesten daardoor van de fiets, behalve etappewinnaar René Pottier. De overige renners verklaarden Desgrange voor gek. Maar de eerste etappe door de bergen had wel spektakel geboden. Daarom besloot de Tourdirecteur in 1906 de Alpen toe te voegen aan het parkoers van de Tour. Later volgden de Pyreneeën. Bergen zijn nu een vast ingrediënt van de Tour.

Hoogteverschil De Alpencols liggen hoger dan de cols in de Vogezen, maar zijn niet per definitie zwaarder. De Grand Ballon, de hoogste col in de Vogezen, is 1343 meter hoog, terwijl de Alpe d’Huez op 1860 meter hoogte ligt. Maar hoogte zegt niet alles. De zwaarte van een beklimming hangt sterk af van het hoogteverschil en de steilte. De Grand Ballon overbrugt in 16 kilometer een hoogteverschil van 1060 meter, terwijl de Alpe 13 kilometer nodig heeft voor nagenoeg hetzelfde hoogteverschil. De Grand Ballon is dus minder steil dan de Alpe, maar dat geldt niet voor alle cols in de Vogezen. Sommige klimmen zijn zelfs steiler dan in de Alpen. Dat zullen de renners in de Tour dit jaar gaan merken.

Sloopwerk De Petit Ballon en de Col du Platzerwasel, gelegen tussen het ooievaarsstadje Munster en de Grand Ballon, zijn dit jaar opgenomen in de Touretappe op 14 juli, van Mulhouse naar la Planche des Belles Filles. De aankomst van deze etappe is al zeer steil, maar de beklimmingen die daaraan vooraf gaan zullen sloopwerk verrichten. De Col du Firstplan is als eerste beklimming van de dag nog wel zonder problemen te nemen, maar daarna begint het klimwerk pas echt. De renners dalen de Firstplan af en rijden via Munster naar Luttenbach. Na een brug over rivier de Fecht knikt de weg steil omhoog en begint de beklimming van de Petit Ballon. Deze col gaan renners in de Tour in hun benen voelen.

‘Gemene’ broertje De Petit Ballon is het ‘gemene’ broertje van de Grand Ballon. In negen kilometer gaat het van 400 meter naar 1163 meter. Dat is gemiddeld 8,5%. Vooral in het begin is de klim steil, met de eerste drie kilometer elk 9,5 procent. Daarna wordt de hellingshoek iets kleiner, al blijft het percentage hangen rond de 8 procent. Het slechte wegdek door het bos, met kuilen en opgelapte stukken, maakt de klim nog zwaarder. Hopelijk krijgt dit wegdek voor de Tour een nieuw laag asfalt. Dat zou het klimmen minder zwaar maken. Maar het blijft een steile klim. Hier zullen de betere klimmers vooraan raken, verwacht ik. Als het tempo van het peloton niet te hoog ligt proberen aanvallers hier weg te komen. Ik denk dat de klassementsrenners zich koest zullen houden, met nog zeker 120 km tot aan de finish.

Killer Toch is een waarschuwing op zijn plaats. De Petit Ballon vanuit Luttenbach is één van de lastigste beklimmingen in de Vogezen. Afgelopen twintig jaar heb ik de Petit Ballon acht maal beklommen, waarvan drie keer vanuit Luttenbach. Het lastige van deze kant (noordzijde) is dat er nergens een punt is waarop herstel mogelijk is, of het moet zijn in de zesde kilometer, waar de weg met 6 procent iets minder steil omhoog loopt langs Auberge du Ried. Na een kilometer verder door het bos volgt een open stuk, waar de wind vrij spel heeft. De weg wordt dan ook steiler, waardoor de moed in de schoenen kan zinken. Het is een kwestie van volhouden tot aan de top, die nu langzaam dichterbij komt. Na een steile bocht vlakt de weg iets af, al houdt de klim aan tot aan de top. Een echte killer.

Uitzicht De renners die tijdens de Tour bovenkomen op de Petit Ballon hebben weinig oog voor het prachtige uitzicht. Toeschouwers doen er goed aan om vlak onder de top te gaan staan, waar ze de renners al van verre kan zien aankomen. Dit levert ongetwijfeld mooie plaatjes op. De renners hebben amper tijd om hun shirt dicht te ritsen en iets te eten te pakken, want de weg gaat op de top direct over in een afdaling. De weg is niet al te breed en bevat enkele krappe haarspeldbochten. Hobbels in het wegdek maken de afdaling tot een gevaarlijke onderneming. De renners zullen hiervan niet schrikken. Wel zullen ze schrik hebben voor de volgende berg: de Col du Platzerwasel.

Platzerwasel De Platzerwasel is iets bekender door de historie. De col kwam twee keer eerder voor in de Tour de France. In 1967 kwam de Spaanse wielrenner Jesus Aranzabal als eerste boven, waarna Lucien Aimar na een aanval op de Ballon d’Alsace de etappe won in Belfort. Het duurde meer dan veertig jaar voordat de Tour de Platzerwasel weer aandeed. In 2009 kwam Sylvain Chavanel in een regenetappe als eerste over de top, waarna zijn metgezel Heinrich Haussler hem loste in de afdaling en de etappe won in Colmar. De Spaanse klimmer Perez Moreno moest vlak voor de top lossen bij de koplopers. Dat zegt veel over de zwaarte van de Platzerwasel. De laatste 6,5 km zijn gemiddeld bijna 8 procent, waarbij twee kilometers van 9 procent of meer twee ‘vlakkere’ stukken van 6 procent compenseren. Die ‘vlakkere’ stukken bieden toerfietsers kans om te herstellen; wielrenners zullen daar aanvallen.

Wijze les Mijn fietsmaten noemen de Platzerwasel gekscherend ‘Plasserwasser’, omdat elke wielrenner op deze col met een nat kruis bovenkomt. Het is een steile col waarop het echt werken is om boven te komen. Dat weten mijn fietsmaten nu, maar ze waren nauwelijks op de steile klim voorbereid toen ze in 1985 voor het eerst gingen fietsen in de Vogezen. Slechts één fietser, nota bene de oudste, had zijn verzet aangepast en slaagde erin om fietsend boven te komen. De overige fietsers moesten lopen. Het jaar daarop hadden ze ook hun versnellingen aangepast en kwamen ze allen fietsend boven. Ook voor mij was de Platzerwasel een wijze les. In 1991 kwam ik met een verzet van 42/24 bijna huilend boven. Drie jaar later beklom ik de col voor de tweede keer, met 39/26, zonder problemen. Afgelopen zomer was ik blij dat ik 30/25 had. De bergen in de Vogezen? Onderschat ze niet.

Bronnen:
Fietsen in de Vogezen. Beklim de cols in je achtertuin – Alex Polfliet. Uitg. Globe, Brussel, 2005
Atlas des Cols des Vosges – Altigraph, 2005